Bron: Kences
Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting 2011-2016
Kences / VSNU / HBO-raad / Kennissteden / G4 / Vastgoed Belang / LSVb / Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Minister Donner van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gaat de kamernood onder studenten te lijf met een Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting. Een plan dat ondertekend wordt door sociale en particuliere studentenhuisvesters, gemeenten, hoger onderwijsinstellingen en studenten. Het plan zorgt voor verlichting van bouwregels, biedt verruiming van de mogelijkheden voor tijdelijke bouw en brengt betrokken partijen bij elkaar in een landelijk platform studentenhuisvesting. De sociale verhuurders, verenigd in brancheorganisatie Kences, zeggen in het plan toe de komende jaren 16.000 kamers bij te bouwen, een investering van € 1 miljard.
Langere wachttijden door groeiend aantal studenten
De wachttijden voor studentenkamers nemen de laatste jaren alleen maar toe. Wachttijden van 2 jaar of langer zijn geen uitzondering meer. Dit leidt tot misstanden op de woningmarkt, beïnvloedt ongewenst studiekeuzes en hindert de kenniseconomie. Het aantal studenten neemt de komende jaren nog flink toe, dit betekent nog meer vraag naar kamers.
Meer kamers door breed draagvlak
Het Actieplan heeft met de steun van VSNU, HBO-raad, Kences, Kennissteden, Vastgoed Belang en de LSVb een breed draagvlak. De ondertekenaars leveren elk een actieve bijdrage zodat er op lokaal niveau daadwerkelijk projecten tot stand komen. Om te zorgen dat de uitvoering van het actieplan goed verloopt, gaat minister Donner jaarlijks in overleg met het op te richten landelijk platform studentenhuisvesting. Het Rijk vermindert daarnaast het aantal rijks- en gemeentelijke bouwregels, verhoogt de exploitatietermijn van leegstaande panden van 5 naar 10 jaar en kijkt of het uitvoeringstechnisch mogelijk is om onzelfstandige wooneenheden uit te sluiten van de heffing voor verhuurders. Deze maatregelen moeten het gemakkelijker maken om meer studentenwoningen te realiseren.
Kennis als economische motor: Onderzoek naar het ruimtelijk-economisch effect van hoger onderwijs
Kences / TNO
Hoger onderwijs in Nederland is ruimtelijk in een beperkt aantal grote steden geconcentreerd. Daardoor slaan de bestedingen van hoger onderwijs voor het overgrote deel neer in diezelfde grote steden. De omvang daarvan is niet bekend; het Nederlandse kenniscentrum voor studentenhuisvesting Kences heeft derhalve opdracht gegeven dit te bepalen. In dit rapport worden de resultaten daarvan gepresenteerd.
De werkelijke betekenis van hoger onderwijs is natuurlijk niet primair economisch van aard. De primaire functie van hoger onderwijs is het onderwijzen van studenten en het uitvoeren van fundamenteel onderzoek. Economisch gezien is het effect daarvan hoogstens zichtbaar in een toename van de arbeidsproductiviteit van een land. In dit project laten we deze primaire functie onderbelicht, maar gaat het om de bestedingseffecten. Door de aanwezigheid van een hogeronderwijsinstelling in een stad komen daar allerlei uitgaven terecht. In dit project is dat gemeten. Hoger onderwijs is gedefinieerd als het geheel van:
- hoger beroepsonderwijs;
- academisch onderwijs;
- research & development (als zelfstandige kennisinstellingen zoals TNO en als
- onderdeel van bedrijven) en
- Universitaire Medische Centra.
Het aandeel van het totaal van deze vier categorieën daarvan in de stedelijke economie is bepaald voor dertien steden. Academisch onderwijs wordt praktisch volledig in deze dertien steden gegeven. Hoger beroepsonderwijs dat buiten deze dertien steden wordt gegeven, valt buiten het kader van dit project. De economische impact is bepaald aan de hand van zowel cijfers op nationaal niveau als op regionaal (stedelijk) niveau. Op nationaal niveau zijn de bestedingseffecten (indirecte effecten) van hoger onderwijs bepaald en vertaald in kengetallen. Deze kengetallen zijn gebruikt op stedelijk/regionaal niveau. Werkgelegenheidscijfers over hoger onderwijs zijn zowel op nationaal als op stedelijk niveau goed bekend. Aan de hand hiervan is de omvang van het hogeronderwijscluster ingepast in de totale omvang van de dertien steden waarvoor deze exercitie is uitgevoerd.
In het Nederlandse kenniscomplex werken in totaal 288,7 duizend personen; 73% van hen werkt in één van de dertien kennissteden. Bij elkaar vertegenwoordigen deze werkenden in het hogeronderwijscomplex in Nederland een economische omvang van 14,5 miljard euro (2005); daarvan komt 10,9 miljard in de dertien steden terecht. Dat is gemiddeld (afgerond) 25 duizend euro per student. Afgezet tegen de stedelijke economie is dat 37,5% van de economie van Wageningen, 18,5% van de economie van Leiden en 6-6,5% van de economie van Amsterdam en Rotterdam. In de kleinere steden is dat aandeel natuurlijk groter dan in de grote steden. Met zulke aandelen is het hoger onderwijs een (middel)grote sector in de economie van de dertien steden.
Kences – Campuscontract Handleiding
Door: Kences
Een van de onderdelen van de belangenbehartiging door Kences in de afgelopen jaren is het wettelijk laten borgen van het campuscontract. Het voorstel daartoe is op 1 november 2005 bijna unaniem aangenomen door de Tweede Kamer en vervolgens op 30 mei 2006 als hamerstuk afgedaan door de Eerste Kamer. Politiek gezien bestaat er dus een groot draagvlak voor het campuscontract.
De wet is op 15 juli 2006 in werking getreden.
De betrokken ministers hebben tijdens de parlementaire behandeling aangegeven dat er
”een belangrijke rol is weggelegd voor de brancheorganisaties van met name de sociale verhuurders (de brancheorganisatie voor woningcorporaties, Aedes, en het Kenniscentrum Studentenhuisvesting, Kences) door bijvoorbeeld een model-“campuscontract” beschikbaar te stellen”. Aedes heeft als eerste de handschoen opgenomen door eind 2004 model-bepalingen op haar site te plaatsen. De Kencesprojectgroep Woondiensten heeft daarnaast het wetsvoorstel bestudeerd, waarbij ook juridisch advies ter zake is ingewonnen, met het oog op het ontwikkelen van deze handleiding voor het gebruik van het campuscontract. Als bijlagen zijn bij de handleiding opgenomen een model-campuscontract, model-huurovereenkomst voor niet-studenten en model-opzegbrief.
Bron: Kences